Grote Kerk Steenwijk

Nieuws

Passie voor Bach – Con Amore II recensie

Op 21 januari 2024 konden circa 150 bezoekers in de Grote Kerk van Steenwijk genieten van het tweede Passie voor Bachconcert van dit seizoen, Con Amore II. Het Ensemble Himmelsburg speelde in een kleine bezetting, met viool, altviool, cello en bas, aangevuld met solo-viool (Carla Leurs), oboe d’amore en hobo (Erna de Koning) en klavecimbel (Pieter Dirksen, tevens muzikale leiding). De vocale solisten waren de Amerikaans-Koreaanse sopraan Kristen Witmer en de Italiaanse bas-bariton Valerio Zanolli.

Als eerste klonk het Concerto voor oboe d’amore in C-groot van Christoph Graupner (1683- 1760), een zeer productieve barokcomponist, van wie circa 1600 werken bewaard zijn gebleven. De warme altklank van de oboe d’amore kwam in het spel van Erna de Koning prachtig tot zijn recht, met een dansend vivace , een statig en wat melancholisch tempo giusto en een swingend laatste deel (allegro) waarin orkest en oboe d’amore elkaars thema’s “nazingen”, als echo’s van elkaar.

Vervolgens kwam Dietrich Buxtehude (1637-1707) aan bod, een Deens-Duitse componist, voor wie de jonge Bach zoveel bewondering had, dat hij in 1705-1706 naar Lübeck is gelopen, 400 kilometer ver, om Buxtehude te horen spelen en te zien dirigeren. Buxtehude’s Drei schöne Dinge sind, is waarschijnlijk gecomponeerd voor het huwelijk van zijn goede vriend, organist Johann Adam Reincken, en bezingt drie dingen die bij God en de mensen geliefd zijn, eensgezindheid onder broers en zussen, vriendschap met anderen, en man en vrouw die harmonisch samenleven. Zoals je voor een bruiloftsstuk mag verwachten, is het een vrolijk cantate. De sopraan en de bas zingen beurtelings een couplet, waarna het orkest steeds als refrein de melodie van de zangers herhaalt. De stralende hoogte van Kristen Witmer en de lichte baritonklank die Valerio Zanolli hier gebruikte, combineerden hierin verrukkelijk. Daarna volgde Buxtehude’s Toccata in G-Groot, een virtuoos, dansend, solostuk voor klavecimbel, met verve uitgevoerd door Pieter Dirksen.

J.S. Bach zelf (1685-1750) kwam met twee stukken aan bod. De Fuga in g-klein uit 1714 is een vroeg kamermuziekwerk, een prachtig duet voor klavecimbel en viool, waarin Carla Leurs schitterde met virtuoze solostukken voor de viool.
Tot slot werd het publiek getrakteerd op Bach’s cantate Liebster Jesu, mein Verlangen, die bijna 300 jaar geleden, op 13 januari 1726, voor het eerst werd uitgevoerd. In een dialoog tussen de Anima (de gelovige ziel, vertolkt door de sopraan) en Christus (vertolkt door de bas), wordt het verhaal verteld van Jezus die aan de aandacht van zijn ouders ontsnapt en – na een dagenlange, wanhopige zoektocht – teruggevonden wordt in de tempel. Het is tevens een allegorie voor de zoektocht van de ziel naar Jezus.
Na een intro met prachtige hobolijnen over het orkest heen, volgt de sopraanaria, die Kristen Witmer zong met een prachtige, verlangende warme hoogte, in duet met de hobo. In het recitatief en de aria voor bas, waarin Jezus de ziel geruststelt, liet Valerio Zanolli horen ook het diepe basregister in huis te hebben. De kalme baslijnen worden hier afgewisseld met dansende vioolsolo’s. Het duet waarin de ziel en Jezus vieren dat ze weer bij elkaar zijn, Nun verschwinden alle Plagen, is een gavotte met vrolijke, virtuoze sext-sprongen die de blijdschap accentueren. Dansende orkestrale tussenstukjes herhalen de melodie. Het gedragen koraal aan het eind, Mein Gott, öffne mir die Pforten, werd gezongen door de twee solisten samen. Een daverend applaus aan het slot was hun deel.

Zoals altijd was het enthousiasme van de ensembleleden voor Bach duidelijk te zien en te horen in het vuur waarmee ze spelen. Dat, samen met de uitstekende solisten, maakte het hele concert een genot om naar te luisteren. En Passie voor Bach III en IV komen er nog aan.

                                              Manon van der Laaken